|
Kind en Hond
Kinderen kunnen niet vroeg genoeg leren omgaan met dieren. Al wanneer ze in de kinderwagen zitten, kunnen ze mee naar de kinderboerderij en dierentuin. Op de peuterleeftijd kunnen kinderen in de praktijk leren omgaan met (huis)dieren.
Als een peuter niet leert om te gaan met honden, kan de combinatie peuter en volwassen hond gevaarlijk zijn. Peuters behandelen honden namelijk als leeftijdgenoten: ze pakken bot en speelgoed af, trekken aan een oor...
Daarom moet de komst van een hond in een gezin met (heel) jonge kinderen minstens zo goed worden voorbereid als de komst van een nieuwe baby.
Voorbereiden op nieuwe huisgenoot Bereid uw kind voor op de komst van een hond. Leg kinderen uit dat hondentaal verschilt van mensentaal en vertel bovendien dat de aandacht niet alleen naar hen, maar ook naar de nieuwe huisgenoot zal gaan. Voor een kind is het leren omgaan met een pup eenvoudiger dan met een volwassen hond. Als de peuter/kleuter goed weet dat met de pup heel voorzichtig moet worden omgegaan, bent u al een eind op de goede weg. Denk goed na of het wel zo verstandig is een hond aan te schaffen als één van de huisgenoten bang voor honden is of er een hekel aan heeft. Een logeerhond is dan een goede proef op de som.
De ouder blijft verantwoordelijk Bijna alle kinderen die graag een hond willen, beloven met de hand op hun hart dat ze de hond dagelijks zullen uitlaten, borstelen en eten geven. Echter, als de hond eenmaal in huis is, kan de belangstelling snel afnemen. Een hond kopen "voor de kinderen" kan daarom op een teleurstelling uitlopen. De echte verantwoordelijkheid voor de hond blijft immers bij de ouders. Toch kunnen kinderen, afhankelijk van hun leeftijd, wel hun rol spelen in de dagelijkse verzorging van de hond. Dat vinden ze niet alleen leuk, maar het vergroot ook hun verantwoordelijkheidsgevoel in het algemeen.
Zelf doen Kinderen die zich verantwoordelijk voelen voor een hond en een stukje van de zorg overnemen, kunnen een geweldige relatie met het dier opbouwen. Stem de verantwoordelijkheden wel af op de leeftijd van het kind.
Leer kinderen dat een hond niets zelf kan regelen en maak goed duidelijk wat wel en niet mag. Laat ze helpen bij het klaarmaken van het eten, het verversen van water en het kammen en borstelen. Oudere kinderen (vanaf circa 13 jaar) kunnen de hond ook uitlaten.
Stuur een kind niet eerder met een hond de straat op, dan dat u zeker weet dat ze de hond geheel onder controle hebben.
Oók in ongewone omstandigheden. Laat de zorg voor de hond geen last voor het kind worden. Kinderen wisselen soms snel van interesses en daar mag de hond niet de dupe van worden. Dus: wel verantwoordelijkheid geven, maar zelf verantwoordelijk blijven!
Respect voor de hond Een hond is géén speelgoed. Kinderen denken daar soms anders over. Leer kinderen daarom al vroeg dat ze honden die eten, spelen of slapen niet mogen storen. Maak ook duidelijk dat honden het niet prettig vinden als er aan hen gesjord wordt, als ze achterna gezeten worden of gedwongen op hun rug gelegd worden. Het plagen van honden –ook al is dat verpakt als spelletje– is uit den boze. Bovendien kan dat vervelende gevolgen hebben. Kinderen hoeven niet angstig te zijn, maar moeten de hond wel rustig en voorzichtig benaderen. Natuurlijk is teveel verwennerij ook niet goed. Dus niet constant snoepjes en hondenkoekjes geven. De hond is lid van het gezin en moet ook zo behandeld worden. Als u er niet zeker van bent dat uw kinderen respectvol kunnen omgaan met een hond, stel uw beslissing tot aanschaf dan uit totdat u daar wel op kunt rekenen.
Aandacht voor de hond Leer kinderen voldoende aandacht voor de hond te hebben, net zoals ze die hebben voor hun broertjes of zusjes. Kinderen kunnen zich inleven in wat een hond leuk vindt: een vriendelijke begroeting, een aai over de bol, een extra rondje wandelen, even langer stil blijven staan omdat de hond buiten zo´n lekker luchtje heeft ontdekt, spelen met andere honden of even achter de kat aan zitten.
Veiligheid Meer dan 40% van de kinderen die door een hond worden gebeten, is onder de tien jaar. Op die leeftijd zijn kinderen weliswaar vaak dol op honden, maar ze gedragen zich in hondenogen totaal verkeerd. Onverwachte bewegingen, geschreeuw, per ongeluk over de hond vallen en rondkruipende, graaiende peuters zijn soms een reden voor een hond om de lip op te trekken, te grommen of zelfs te bijten. Het afpakken van bot of speelgoed, het krachtmeten met trekspelletjes, ze kunnen desastreuze gevolgen hebben. Honden hebben meestal feilloos in de gaten wie hen de baas is en wie niet. Ze maken daarbij geen onderscheid tussen soortgenoten en een kleine dreumes van drie, die ook wel even zijn bot wil vasthouden. Ook honden die jaloers zijn, bijvoorbeeld op de pasgeboren baby, kunnen ongewenst gedrag gaan vertonen. Dat betekent dat bij de komst van een baby juist ook de hond veel aandacht moet krijgen. Ouders met jonge kinderen moeten zich realiseren dat er met de komst van een hond een huisgenoot bij komt die het leven voor hen behoorlijk gecompliceerd kan maken. Die nieuwe huisgenoot vraagt namelijk om een duidelijke rangorde binnen de roedel, dus binnen het gezin. Basisvoorwaarde is dat de ouder altijd dominant is over de hond. Kleine kinderen daarentegen staan in rangorde nooit boven de hond. Zij hebben géén gezag, noch fysiek noch psychisch. De omgang van de ouders met de kinderen en met de hond moet hem echter leren dat hij de kinderen in aanwezigheid van de ouder als ranghogere behandelt. Een ouder is dus enerzijds verantwoordelijk voor de veiligheid van de kinderen, maar anderzijds mag de bewust in huis genomen hond er op rekenen dat zijn baas ervoor zorgt dat hij ten opzichte van de jonge kinderen geen in mensenogen fatale vergissingen begaat. De opvoeding van peuters en kleuters met een hond in huis kan best een zware opgave zijn.
Algemene gedragsregels Om de veiligheid in de relatie kind-hond zo groot mogelijk te houden, zijn er een paar algemene gedragsregels. Leer kinderen geen ongecontroleerde bewegingen te maken, te schreeuwen of heen en weer te rennen. Leer kinderen dat de hond naar hen toe moet komen en niet andersom. Stuur kinderen onder de 13 jaar niet alleen met de hond de straat op. Laat kinderen onder de 13 jaar de hond geen opdrachten geven en als het kind dat toch doet, dan mag de hond zelf weten of hij de opdracht uitvoert of niet. Laat kleine kinderen (baby's, peuters en kleuters) nóóit met de hond alleen; als u uit de buurt bent behandelt de hond het kind namelijk weer als ranglagere en dat kan voor het kind heel gevaarlijk zijn. Maak kinderen niet bang voor (vreemde) honden, maar leer wel dat niet iedere hond geaaid of zomaar vastgepakt kan worden. Dat moet eerst aan de eigenaar worden gevraagd.
Waar en wanneer rust. Pups en jonge honden hebben veel behoefte aan regelmaat, rust en slaap. Als ze wakker zijn, doen ze immers niets anders dan zich inspannen. Spelen, onderzoeken en op avontuur te gaan. Een nieuwe eigenaar, een nieuwe omgeving en nieuwe indrukken.
Dat zorgt voor gezonde spanning, die echter niet mag leiden tot stress. Pups en jonge honden kennen vaak hun eigen grenzen niet en gaan door totdat ze er letterlijk bij neervallen. Het verdient daarom aanbeveling bij een pup een schema te maken met daarin de vaste punten: uitlaten, spelen, eten, rusten, slapen. Een pup die meer dan een half uur in de weer is geweest, is moe. Een pup hoeft niet aangezet te worden tot topprestaties. Uren lopen is op die leeftijd uit den boze. De fokker van uw hond kan u inlichten welke inspanning op welke leeftijd bij uw ras past. Naarmate honden ouder worden hebben ze minder slaap nodig, terwijl de oude hond juist weer meer gaat slapen.
Bezig zijn en slapen Honden die bijzondere inspanningen leveren (sledehonden, jachthonden) zullen na gedane arbeid absoluut rust nodig hebben. Een eigen, rustige, veilige plek is daarom een must. (Zie daarvoor: Thuis – De eigen plek.) Ook na het eten is het tijd voor een dutje, zelfs bij volwassen honden. Wild rennen of spelen met een volle maag is niet goed. Rusten en slapen gebeurt op de plaats die de baas daarvoor gekozen heeft.
Als u gaat oefenen of trainen met uw pup of jonge hond, kan dat best diverse keren per dag, maar dan niet langer dan vijf à tien minuten achter elkaar. Ook hier geldt: langzaam opvoeren. Een hond die dagelijks voldoende vrije beweging krijgt, zal zich in huis rustiger gedragen. Slaapt de hond? Niet storen! Honden die opgroeien in een drukke, nerveuze of lawaaierige omgeving, lopen eerder de kans onzeker, neurotisch of ongezeglijk te worden dan honden die evenwichtig opgroeien met voldoende rust en regelmaat. |
|