|
Mineralen in de voeding: Keihard nodig!
Besproken mineralen:
Calcium Fosfor IJzer Jodium Magnesium Natrium Selenium Zink
Inleiding:
De grootste hoeveelheid van de mineralen in het dierlijk lichaam zit opgeslagen in het skelet, met name calcium en fosfor. Maar mineralen hebben in het lichaam veel meer functies dan alleen als bouwstof. Welke soorten zijn er, in welke voedingsmiddelen komen ze voor en wat gaat er mis bij tekorten? Aan de hand van praktijkvoorbeelden zal de betekenis van mineralen duidelijk worden. Ook is een tabel opgenomen, waarin de belangrijkste mineralen, hun functie in het lichaam, problemen bij tekorten en in welke voedingsmiddelen ze voorkomen, overzichtelijk zijn samengevat.
Het lichaam kan zelf geen mineralen aanmaken. Daarom zijn het essentiële stoffen die in de dagelijkse voeding aanwezig moeten zijn. Mineralen komen in zowel dierlijk als plantaardig voedsel voor. Het mineralengehalte in plantaardig voedsel is mede afhankelijk van de bodem waarop de planten gegroeid zijn.
Mineralen, die in zeer kleine hoeveelheden nodig zijn, worden ook wel ¨spoorelementen¨ genoemd. De mineralen (en spoorelementen) calcium (kalk), fosfor, ijzer, jodium, magnesium, natrium, selenium en zink worden in dit artikel besproken.
Functies in het lichaam:
Mineralen vervullen veel functies in het lichaam. Zo gebruikt het sommige mineralen als bouwstof voor bepaalde weefsels (calcium bijvoorbeeld is onmisbaar voor de opbouw van het skelet). Daarnaast hebben mineralen, net als vitamines, een regulerende functie bij allerlei stofwisselingsprocessen en bevorderen zij de opname van bepaalde stoffen. Sommige mineralen vormen een onderdeel van bepaalde enzymen (de zogenaamde ¨reaktieversnellers¨ in het lichaam) en hormonen zoals jodium, dat onmisbaar is voor het goed functioneren van het schildklierhormoon.
Tekort aan mineralen leidt tot gebreksziekten, maar een overmaat aan één of meer mineralen kan vergiftigingsverschijnselen tot gevolg hebben. Juist omdat mineralen in zulke kleine hoeveelheden nodig zijn, is het belangrijk zorgvuldig te zijn bij het extra toedienen ervan. Mineralen werken in het lichaam als de spelers van een voetbalteam; ze kunnen niet zonder elkaar om goede resultaten te boeken. Bovendien zijn de onderlinge verhoudingen van groot belang: te veel van het ene mineraal kan er voor zorgen dat de opname van een ander in het geding komt.
Hoe ontdek je een mineralentekort?
De ziekteverschijnselen die ontstaan door mineralentekort zijn vaak onduidelijk. Een veel gehoorde klacht is dat het dier het onvoldoende ¨doet¨, ruig in het haar zit en onvoldoende groeit. De voortplanting is matig tot slecht. Met een Röntgenfoto kan de mate van ontkalking van de botten worden beoordeeld. Dit zegt veel over de voorziening van calcium en vitamine D. De ijzervoorziening kan aan de rode bloedcellen worden afgelezen. Met een uitgebreid bloedonderzoek kunnen de gehaltes van een aantal andere mineralen gemeten worden in het bloed. Een betere graadmeter is te vinden in de opslagplaats van de meeste mineralen, de lever. Door een stukje lever weg te nemen (biopt) en dit te laten onderzoeken in een laboratorium komt je veel te weten over de ¨mineralenboekhouding¨ van het lichaam.
Een andere, meer toegepaste methode in dierentuinen en de veehouderij is een uitgebreide analyse van het dieet. Tegenwoordig zijn er goede computerprogramma's waarmee men voedingsstoffen in rantsoenen kan berekenen. Echter van veel wilde diersoorten is de behoefte aan mineralen (nog) niet bekend. Gezond verstand, kennis van voeding en observatievermogen van dierverzorgers is nodig om samen met de dierenarts een uitgebalanceerd rantsoen samen te stellen. Dat hebben alle dieren, die afhankelijk zijn van onze zorg en voeding, keihard nodig!
--------------------------------------------------------------------------------
Calcium:
Het meeste calcium in het lichaam zit in het skelet, het gebit en bij vogels en reptielen in de eischaal. De rest komt voor in het bloed en verspreid over een aantal weefsels.
Samen met fosfor en magnesium zorgt calcium voor de opbouw en het behoud van sterke tanden en botten. Tijdens groei, zwangerschap en de zoogperiode is de behoefte aan calcium verhoogd.
In het bloed speelt calcium een rol bij de bloedstolling. Het lichaam houdt het calciumgehalte in het bloed daarom op een bepaald peil. Als dit peil dreigt te dalen, wordt calcium aan de botten onttrokken en kan het bot poreus (broos) worden. Dit is de oorzaak van botverweking (kromme poten en knobbels bij de gewrichten) en botontkalking (osteoporose). De onderkaak ontkalkt als een van de eerste botten en wordt buigzaam. Dit wordt ¨rubber jaw¨ genoemd.
De opname van calcium in het lichaam wordt bevorderd door vitamine D, lactose (melksuiker) en eiwitten. Wanneer sprake is van botverweking als gevolg van vitamine D tekort, spreken we van Engelse ziekte of Rachitis. Andere, minstens zo belangrijke functies van calcium zijn het activeren van enzymen en het laten samentrekken van de spieren.
Soms is bij primaten de opname van calcium aan de lage kant; zij hebben de neiging liever fruit en zaden te eten die arm zijn aan mineralen in plaats van apenbrokken (volledig voer voor apen met een uitgebalanceerd vitamine- mineralengehalte). Bovendien is selectie van voedsel in een groep nauwelijks te sturen, waardoor sommige dieren bepaalde tekorten kunnen krijgen omdat hun menu niet gevarieerd genoeg is.
Bij honden die ¨uit de pot¨ meeëten, is het vaak noodzakelijk extra calcium aan de voeding toe te voegen in de vorm van gistocal of gistmix omdat anders botontkalking en groeivertraging kunnen optreden.
Fosfor:
Fosfor is een mineraal dat in elke lichaamscel te vinden is. Het is betrokken bij alle chemische processen, waaronder de stofwisseling van suikers, eiwitten en vetten en de opbouw van botten en gebit.
De opname van fosfor wordt net als calcium gestimuleerd door vitamine D. Calcium, fosfor en vitamine D werken samen aan de opbouw van botten en gebit. Het is belangrijk dat de verhouding tussen calcium en fosfor goed gedoseerd is bij extra toediening. Daarom is alleen spiervlees, dat erg rijk is aan forfor, voor roofdieren, zoals honden en katten af te raden. In dierentuinen wordt aan het vlees extra calsium toegevoegd om deze balans te herstellen. Voor zoogdieren is het advies twee maal zo veel calcium als fosfor in de voeding, bij reptielen zelfs drie maal.
Fosfor is in bijna alle voedingsmiddelen terug te vinden. Tekorten komen dan ook niet vaak voor.
IJzer:
Ook ijzer is om verschillende redenen onmisbaar. Het zorgt voor de aanmaak van hemoglobine, het pigment dat bloed zijn rode kleur geeft. Rode bloedlichaampjes gebruiken ijzer om zuurstof te binden en te vervoeren. Daarnaast is ijzer nodig voor de stofwisseling van vitamines van het B-complex en is het van belang voor de groei en het afweersysteem. IJzer zit in plantaardig en dierlijk voedsel. In rood vlees zit drie keer zo veel ijzer als in wit vlees (kip, kalkoen).
Tekort aan ijzer kan leiden tot bloedarmoede. In dierentuinen lopen vooral dieren die met de hand zijn opgefokt een risico op ijzertekort. De reden hiervoor is dat het ijzergehalte in de moedermelk vaak hoger is dan het gehalte in bijvoorbeeld koemelk. Kunstmatige zuigelingenvoeding bevat eveneens relatief weinig ijzer. Om een voorbeeld te geven: de melk van zebra's en Przewalskipaarden bevat twee tot dertien keer zo veel ijzer als de melk van het ¨gewone¨ paard. Ook de melk van knaagdieren bevat 15 keer zo veel ijzer als koemelk.
Jodium:
Jodium beïnvloedt de werking van de schildklier en daarmee de snelheid van het omzetten van energie in het lichaam. Als de schildklier te weinig jodium omzet, kan dit leiden tot gewichtstoename, lusteloosheid en zwelling van de schildklier. Dit verschijnsel wordt struma of krop genoemd. Dit is vaak uitwendig zichtbaar als een zwelling in de keelstreek.
Ernstige gevolgen van jodiumtekort zijn beschreven bij duiven en grasparkieten, die te eenzijdig voer kregen, met name zaden. De schildklieren werden als gevolg van jodiumtekort groter en drukten op de luchtpijp waardoor de ademhaling werd bemoeilijkt. Slikken leverde ook problemen op waardoor de vogel braakneigingen vertoonde.
Wanneer te weinig jodium op het broedei wordt overgedragen, kan het embryo vlak voor het uitkomen sterven, omdat het niet in staat is de eischaal aan te pikken.
Magnesium:
Magnesium speelt een rol bij de stofwisseling van calcium en vitamine C. Ook fosfor, natrium en kalium worden bij normale magnesiumgehaltes gemakkelijker opgenomen. Daarnaast is dit mineraal nodig bij de omzetting van bloedsuiker in energie. Bij mensen speelt magnesium een rol bij de bestrijding van depressies. Onderzoek naar de relatie tussen magnesium en neerslachtige dierentuindieren is voor zover ons bekend nog niet verricht...
Tekort aan magnesium veroorzaakt groeiachterstand, slechte bloedstolling, evenwichtsstoornissen, verminderde eetlust en verslapte hartspieren. Bij melkkoeien kan een tekort leiden tot kopziekte. Dit kan met diverse ziekteverschijnselen gepaard gaan, variërend van gewichtsverlies en stijfheid tot nervositeit, heftige krampen en soms de dood. Een infuus met magnesium in de ader is levensreddend en binnen enkele minuten kan het dier opknappen. Bij vogels leidt magnesiumtekort tot een slechte bevedering.
Natrium:
Keukenzout (NaCl) bestaat voor 40% uit natrium. Het komt in alle lichaamscellen voor en houdt de zuurgraad van het bloed op peil. Natrium speelt de hoofdrol bij het in stand- houden van de vochtbalans en het zorgt er voor dat spieren zich kunnen samentrekken.
Te veel natrium in de voeding verlaat het lichaam met de urine. De nieren hebben hier een uitgekiend systeem voor.
Natrium komt van nature in vrijwel alle voedingsmiddelen voor, maar in vlees meer dan in plantaardige producten. Daarom komen natriumtekorten bij herbivoren het meest voor. De verschijnselen kunnen bestaan uit vertraagde groei, zachte botten, verminderde eetlust en algehele zwakte.
Tekort aan natrium kan bij zoogdieren ontstaan door diarree, ernstig braken of bij hevig zweten. Bij sommige vogels kan een natriumtekort zelfs leiden tot kannibalisme. Sommige zeevogels zoals pinguïns en albatrossen zijn hier gevoelig voor. In de meeste dierentuinen wordt extra keukenzout aan de vis toegevoegd.
Selenium:
Vitamine E en selenium werken samen veel krachtiger dan elk afzonderlijk, maar ze kunnen elkaar niet vervangen! Ze vertragen verouderingsprocessen van het weefsel door een verbinding aan te gaan met ¨anti-oxidanten¨, stoffen die de cellen beschadigen. Selenium zorgt voor de vorming van enzymen en heeft een ontgiftende werking. Selenium gaat een verbinding aan met bijvoorbeeld zware metalen zoals kwik of lood, waardoor de schadelijke werking van deze metalen enigszins wordt geneutraliseerd.
Zink:
Zink maakt deel uit van enkele enzymen en activeert deze. Het is betrokken bij groeiprocessen, de vorming van skelet, veren, hoeven, huid, haar en eischaal. Daarnaast regelt zink de soepelheid van de spieren en is het belangrijk voor de ontwikkeling van de geslachtsorganen. Zink is bovendien onmisbaar bij de verwerking van vitamine A.
Gebrek aan zink kan leiden tot verminderde eetlust, vergroting van de prostaat, huidproblemen zoals een ¨olifantshuid¨ bij runderen en verhoging van de kans op infectie. Bij vogels leidt een tekort tot afnemende broeduitkomsten en verstoorde pigmentvorming in de veren. De bodem in Nederland is arm aan zink.
De Mineralen tabel
Mineraal: Calcium Komt voor in: melk(producten), vlees, noten, fruit, zaden, insekten, botten, hard drinkwater, sardines, zalm, bonen Functies/betrokken bij: - opbouw skelet, gebit en eischaal - bloedstolling - spiersamentrekkingen - activeren enzymen Gevolgen van een tekort: - rachitis, botverweking, botontkalking - trage bloedstolling - spierkrampen (melkziekte)
Mineraal: Fosfor Komt voor in: melk(producten), vis, gevogelte, vlees, eieren, noten, zaden, onbewerkte granen, groenten, bonen Functies/betrokken bij: - opbouw skelet, gebit en eischaal - onderdeel enzymen - hartslag - overbrengen zenuwprikkels Gevolgen van een tekort: - botafwijkingen
Mineraal: IJzer Komt voor in: vlees, mosselen, eidooiers, bonen, onbewerkte granen, groene groenten, gedroogde vruchten Functies/betrokken bij: - rode bloedcellen - onderdeel enzymen - groei en afweer Gevolgen van een tekort: - bloedarmoede - duizeligheid - lusteloosheid - verminderde afweer
Mineraal: Jodium Komt voor in: biest, zeezout, Jozo zout, zeevis, algen, zeewier, drinkwater Functies/betrokken bij: - stimulatie schilklierhormoon - opbouw lichaamseiwit Gevolgen van een tekort: - groeiachterstand - struma (krop) - trage stofwisseling
Mineraal: Magnesium Komt voor in: vijgen, citrusvruchten, noten, zaden, appels, groene groenten, onbewerkte granen, vis Functies/betrokken bij: - opbouw skelet, gebit en eischaal - geleiding zenuwprikkels - omzetten bloedsuiker Gevolgen van een tekort: - spierkramp en/of kopziekte - spierzwakte - groeiachterstand - slechte bloedstolling - verminderde eetlust
Mineraal: Natrium Komt voor in: zout, schelpdieren, brood, drinkwater Functies/betrokken bij: - handhaven vochtevenwicht - geleiding zenuwprikkels - samentrekking spieren Gevolgen van een tekort: - uitdroging - groeiachterstand - verminderde eetlust - lusteloosheid - kannibalisme
Mineraal: Selenium Komt voor in: tarwekiemen, zemelen, tonijn, uien, tomaten, broccoli, kip, ei, knoflook, haring Functies/betrokken bij: - ontgiftende werking - vertragen veroudering - vorming enzymen Gevolgen van een tekort: - verstoring hartspier - vochtophoping in longen - slechte wondgenezing
Mineraal: Zink Komt voor in: melk(producten), vlees, tarwekiemen, ei, groenten, vis, brood, bonen, rijst, fruit, aardappelen, biest Functies/betrokken bij: - onderdeel enzym - nodig voor geheugen - groei, o.m. van skelet - ontwikkeling geslachtsorganen Gevolgen van een tekort: - achterstand in hersenontwikkeling - slechte wondgenezing - verminderde eetlust en smaak - vergroting prostaat |
|